|
VRIJDAG 7 MAART 2008
Vanmorgen verplaatsten we Campie naar een plekje mét stroom en daarna liepen we naar de 'wharf', een klein houten piertje. Om kwart over tien legde onze boot aan en mochten we aan boord. We voeren langs diverse eilandjes terwijl onze stuurman met microfoon van alles vertelde - zeer humoristisch vaak, gaap. Op een paar eilandjes bracht de boot meteen wat boodschappen en post langs, tot genoegen van hond Bonnie, die een kaakje kreeg - zoals altijd, zodat ze de boot met groot enthousiasme opwachtte.  Onderweg voeren we bijna over een haai heen, wow. Tegen lunchtijd legden we aan op Urupukapuka Island en daar aten Remco en ik een heerlijke verse fish 'n' chips ('n' salad...). Om deze zware lunch te compenseren, beklommen we vervolgens de lookout-berg, een klimmetje van niks maar met mooie vergezichten over de Bay of Islands.  Om twee uur vertrokken we weer en we voeren nu naar de Hole in the Rock, een rotseiland met een gat erin (duh). Stuurman zei: "We gaan zo dichtbij als maar kan, maar zoals jullie zien heb je een kleinere boot nodig om door het gat te varen." Wij: "Hmhm." Prompt voeren we door het gat. Heel grappig, dat.  Nabij deze rots zat een enorme school vissen aan de oppervlakte. Een van de bootmeisjes stond vol bewondering te kijken; zo groot zag ze ze niet vaak. Het was een heel koel gezicht. Nu keerden we terug naar Russell, waar het meteen begon te regenen. Blauwe lucht om ons heen, én een gietbui. Raarrrr. We bekeken, toen de regen minder werd (en dat was al snel, het bleek een tropisch regenbuitje), de oudste kerk van Nieuw-Zeeland. Het was een pittoresk houten gevalletje, best lief. Bij de camper teruggekomen dronken we wat en bleven angstvallig uit de zon, want auw, verbrande koppies (en we hadden heus gesmeerd)! Na het eten konden we voor de eerste keer onze binnenverlichting aandoen en we hadden nog veel pret en plezier alvorens we het bed opzochten. |